LENTE

Hoe U het lot ook mag beproeven
Hoe het bedrog de mens ook tart,
Al is uw voorhoofd vol met groeven
En vol verwondering het hart;
Wat u aan kwellingen en pijnen
Ook maar hebt moeten ondergaan
Niets wat de adem, de verschijning
Der prille lente kan weerstaan !

De lente…nimmer zal zij malen
Om jullie, ’s werelds leed en kwaad
Zij glanst, onsterfelijk en zalig,
En rimpelloos is haar gelaat.
Met slechts haar eigen wet voor ogen
Komt zij bij ons – de tijd ligt vast –
Verheven, stralend-onbewogen,
Zoals een echte godheid past.

Zo fris als ware zij de eerste
Die hier met voorjaarsbloemen strooit
Of er vóór haar een lente heerste –
Dat weet zij niet, het deert haar nooit.
Daarboven drijven wolkenvelden,
Doch al die wolken zijn van haar;
Geen sporen van de reeds verwelkte,
voorbije lentes neemt zij waar.

Verleden doet geen rozen treuren
Ontlokt geen nachtegaal een lied;
Aurora’s tranen, heerlijk geurend,
Zijn nimmer om een oud verdriet,-
Geen doodsangst laat een loofboom beven.
Die raakt erom geen blaadje kwijt:
Slechts in het heden stroomt hun leven
Een oceaan, oneindig wijd.

Laat het bedrog der zinnen achter,
Jij speelbal van je klein bestaan !
En stort je, fier en eigenmachtig,
In deze weidse oceaan!
Zijn schone ether zal jou helen,
Jouw borst bevrijden van de pijn,
Je zult dit goddelijk leven delen,
Al zou het voor een oogwenk zijn!

Fjodor Ivanovitsj Tjoettsjev, lithografie van V.A. Brockhaus, 1874

Russische romantiek ten top, een mooie metafoor en liefdesverklaring aan het leven.
Licht in donkere tijden.

De redactiecommissie